zondag 29 juli 2012

Heksenkerk


De oude dag komt dichterbij voor mij, maar voor mij niet in een hoger tempo dan voor een kleuter, al lijkt dat misschien zo. Het zal niet zo lang meer duren voordat ik een vijftiger zal zijn. Over twee jaar is het zover. Dan heb ik werkelijk de twijfelachtige titel van “middelbaar” bereikt. Om een of andere reden heb ik altijd verondersteld dat de wereld, met mij samen ouder zou worden, maar ik hield er geen rekening mee dat er steeds weer nieuwe generaties komen en dat de jonge mensen de wereld hebben. De ouden worden te zijner tijd weer afgebroken, “met hetzelfde, geduldige gereedschap als waarmee ze gemaakt zijn” (Rutger Kopland). Graag zou ik nog wat brieven schrijven aan de Kluizenaar, maar ik weet niet of ik dat kan opbrengen.

Het is goed om kritisch te zijn, geloof ik, maar ik ben helemaal niet zo kritisch. Betekent dat, dat ik niet kan schrijven? Brecht was kritisch, Bernard Shaw was kritisch, Dickens was kritisch en Grunberg is kritsch, maar ik hoor sowieso natuurlijk niet in dat rijtje thuis. Ik ben niet dol op veel dingen die er zijn in de maatschappij, vroeger zowel als tegenwoordig, maar ik wind me er niet over op. Misschien is het wel “après moi le déluge”, wat mij betreft? Maar ik heb wel liefde voor de wereld en de mensen. Ik ben niet echt kwaad over hoe het is. Sorry, misschien zou dat inderdaad moeten, maar helaas, het gevoel is er niet. Natuurlijk helpt de mens de wereld om zeep als hij zo doorgaat, maar ik vind het wel begrijpelijk dat het zo gaat, gegeven hoe de mensen zijn en hoe ik zelf ben. Misschien is de mens wel als een plaag en virus op de aarde en zijn al die miljoenensteden even zovele kwaadaardige gezwellen, maar ook dat is een visie die niet juist is denk ik. Zo’n visie doet onrecht aan al het moois dat ik in het “kankergezwel” Rotterdam zie en meemaak. Als ik op mijn kamer zit te schrijven en tevreden ben zoals nu, geloof ik echt niet dat ik onderdeel van een plaag ben. Er is vast wel wat meer aan de hand.

De mensen weten niet altijd zo goed wat ze doen en in routine of in onnadenkendheid wordt veel kwaads gedaan, denk ik. De levens van veel dieren zijn een hel omdat mensen zo nodig vlees moeten eten. Ik eet ook vlees, maar alleen om dat het toch gekocht wordt en anders weggegooid wordt, hou ik mezelf in ieder geval voor. De bio-industrie is het wreedste wat er is voor dieren en ik vind het getuigen van een ongevoeligheid waar ik het koud van krijg. Maar ben ik een deel van de oplossing, of een deel van het probleem? Ik vrees het laatste. Het leven is nu eenmaal een gruwel, daar is weinig aan te doen. Misschien moet ik een dikkere huid kweken? Ik ben er altijd ten onrechte vanuit gegaan dat dat het leven lief moest zijn voor de levende wezens. Dat is niet aan de orde. Als ’s morgens de zon naar binnen schijnt, ervaar ik het geluk van lang geleden en een geluk dat van alle tijden is. Ik geloof dat die spaarzame momenten de standaard moeten zijn in het leven, maar er is geen grotere misvatting denkbaar. Er is een hele primitieve vorm van rechtspraak in de natuur en het is zeker een rechtspraak, dat wel. Of alles helemaal eerlijk is weet ik echt niet.  Ik kan wel zeggen dat ik dat geloof, maar dat zou een ondoordachte uitspraak zijn. Ik weet wel bijna zeker dat de natuur nogal wreed is, dat wel. Maar de natuur beslist zonder aanzien des persoons over het lot van de mensen. Dit is soms in het voordeel van de sterke, rückzichtlose en dat treft ons als onrechtvaardig, maar is het dat ook? Feit blijft, dat niet alleen de menselijke Vrouwe Justitia, maar ook de natuurlijke rechter blind is, maar in zijn weegschaal weegt hij alleen de mogelijkheden tot overleving. Het is het mooie van het boek Spreuken dat eigenlijk dit natuurlijke recht uitgelegd wordt. Ik houd van het boek Spreuken.

Als ik aan de bossen denk en mijn jeugdherinneringen, dan denk ik dat ik licht en de sfeer zou willen schilderen. De nattige zachte bosgrond met bruine dorre bladeren, de mist en een lichte regen in de herfst of juist in de lente, al die dingen zou ik willen schilderen, maar ik durf het niet. Daarom schrijf ik maar. Precies daarom. Misschien is het een zwaktebod, dat schrijven van mij, maar ik houd ervan. Ik moet denken aan een schilderij van Munch en ik hoor Riverman van Nick Drake. Een parade van jongedames in 19e eeuwse jurken en met strooien hoedjes met linten op het hoofd, in het licht van een late zomeravond. Het nummer Riverman doet me dan weer zo enorm aan de winter denken. De dagen dat ik in het Zuiderpark zat met een blowtje op een bankje aan het water, de kale bomen die hoog boven mij uittoornden. De mist en de kou in het verlaten park, de zachte zwartheid van de bosgrond overal naast mij, waar varens kunnen groeien en paddenstoelen. Heel hoog is de ruimte boven het lage gewas en onder de kruinen van de bomen, en het is als koude en mistige heksenkerk, buiten, maar toch “binnen” op een bepaalde manier. Ik hou zo van de bossen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten